Zoeken naar verbondenheid
Werken aan verbinding. Verbinder zijn. Verbinding zoeken.
Uitspraken, die dezer dagen redelijk gewoon zijn. Zij getuigen van een wens, van hoop: (weer) verbinding vinden met elkaar. Maar wat, als je die verbinding, dat contact niet onderhoudt? Er te weinig tijd voor neemt, te zelden rond het kampvuur gaat zitten?
Op dat laatste weet ik wél het antwoord. Spijtig genoeg. Kampioen in contact leggen, mega-slecht in contacten goed onderhouden. Het vermoeden van de oorzaken brengt me dan ook nog niet direct naar een remedie. Ik weet alleen zeker: verbondenheid is voor ons allen – als (in beginsel) sociaal soort – noodzakelijk, noodzakelijk voor het leven, noodzakelijk voor het overleven.
Laat me voor een voorbeeld teruggaan naar inzichten en onderzoeken, die Peter Wohlleben heeft gedeeld. En met name die over het wood-wide-web: de verbondenheid tussen de verschillende planten in een bos. Sterk versimpeld kun je stellen, dat planten in het bos op minimaal twee manieren verbonden zijn: via de wortel waar zij voedingsstoffen en informatie uitwisselen en via ‘geurstoffen’ in de lucht, waarmee zij informatie doorgeven. Zo worden b.v. jonge, kiemende boompjes via de wortels van de ‘grote ouders’ gevoed, omdat ze onder het bladerdak nog zelf te weinig licht vangen, maar ook omdat ze wél sterk moeten worden, maar niet te snel moeten groeien om de ouderen niet in de weg te zitten voordat die aan hun levenseinde zijn. Soorten kunnen ook elkaar ‘in de weg zitten’: stoffen afgeven, dat de groei van het ander soort remt. Planten geven daarnaast geurstoffen en signalen via het wortelsysteem af, wanneer zij worden aangevallen, door ziektekiemen of kevers of zo. Dan hebben andere planten de gelegenheid ‘immuunstoffen’ aan te maken om zichzelf te beschermen én om af te geven aan het netwerk, zodat ook de anderen kunnen worden beschermd. En oorspronkelijk aangevallene door de anderen in zijn strijd tegen aanvallers wordt gesteund. Immers, daar hebben ze allemaal profijt van, in the end. Ieder soort plant heeft in een dergelijk systeem, in een biotoop een rol. En alleen samen, in verbondenheid, is men sterk.
Als mens zijnde lijken we dat vergeten te zijn. Sommigen geloven zelfs in de maakbaarheid van de wereld. De laatste jaren komen we er weer wat meer op terug: met name de bescherming van biodiversiteit staat op agenda’s. Alleen, lerende van de natuur zullen we moeten onderkennen, dat diversiteit op alle terreinen noodzakelijk is. Alleen verscheidenheid maakt het interessant (genoeg) om in verbinding te komen, verbonden te zijn. Deze verscheidenheid werkt aan twee kanten: aan de ene kant het zoeken en onderzoeken van verschillen, aan de andere kant het zoeken van bevestiging van overeenkomsten. Immers, we hebben – bij alle variatie – ook krachtige overeenkomsten nodig, en is het maar voor de onderlinge (h)erkenning. Alleen vanuit onderkende overeenkomsten zijn verschillen en variatie überhaupt te definiëren: om iets als ‘anders’ te kunnen classificeren heb je wel een referentie nodig.
Diversiteit is dus nodig om verbonden te kunnen zijn.
Nu hebben we er met enge frequentie last van dat diversiteit niet of onvoldoende wordt getolereerd (een vorm van negatieve verbondenheid??). Ook dat zien we in de natuur; meestal tussen soorten. Binnen een soort is er eerder een ruimtelijke grens: verschillend grote eigen bubbels waarbinnen anderen niet graag worden gezien/gevoeld. Regelmatig wordt de grootte van de bubbel mede bepaald door de habitat (voedingsstoffen, bedreigingen, voortplantingskansen).
Kunnen we hieruit vergelijkingen trekken naar de economie? Zou het legitiem zijn om te zeggen, dat té veel standaardisering onvoldoende ruimte laat voor diversiteit? Diversiteit, die ook in een economisch ecosysteem noodzakelijk is het (gezamenlijke) overleven? De natuur lijkt nadrukkelijk grenzen te zetten aan grootte. Niet alleen aan groei, maar aan grootte aan zich. Groot en klein vinden een samenspel, een gezamenlijk dans, een gezamenlijke balans, lijkt het. Als dat het inzicht is, wat leert ons dat voor onze economische systemen? We zijn er intussen achter, dat de mechanische wetmatigheden, zoals die voor de economie enkele honderd jaar geleden werden “gedefinieerd”, niet de complexiteit vangen, die we in de werkelijkheid tegen komen. Nieuwe modellen zijn in de maak, zijn gemaakt, leren ons, dat we anders moeten leren denken. En doen.
Hoezeer hou jij nog vast aan ‘vraag en aanbod’, ‘groei is noodzakelijk’ en ‘de mens denkt alleen in eigen voordeel’? Hoe diep zit je nog in deze oude modellen?
Projecteren we diversiteit en bubbels in een habitat op de mens. Welke inzichten bieden zich dan aan? Rekening houdend met welvaart, cognitieve ontwikkeling, technologische oplossingen als medekenmerken van de habitat? Impliciete aanname is, dat het een soort erom gaat te overleven, ernaar te streven dat het goed gaat met de soort. Dit is in het algemeen geen bewust besluit? Toch? Het lijkt ergens ingebakken te zitten…
Kijk je naar de tegenovergestelde lijn… agressie en geweld… dan zijn mensen niet het enige soort dat oorlog voert, gevangen en slaven maakt. We weten dat in ieder geval ook van mieren, met hun imposante staatsvorm. Hm, volgens mij dwaal ik weer te ver af.
Waar ik naartoe wilde, is dat we als mens zijnde een talent hebben ontwikkeld om ons meer op ‘gelijken’ (=veel overeenkomsten) te richten, dan op diversiteit. Natuur leert, in het kort samengevat, dat diversiteit voor leven en overleven noodzakelijk is. Hoe kunnen we weer een betere balans vinden tussen de beide facetten? Persoonlijk denk ik, dat we alleen dan verbondenheid kunnen vinden, in verbinding van overeenkomsten met diversiteit.
Hoe divers zijn de achtergronden van jouw vrienden?