Diversiteit, inclusiviteit en alternatieven – de start van een verkenning
We trekken er een jaar voor uit.
Voordat je een gesprek begint helpt het regelmatig, om eerst helderheid te creëren, waar je het eigenlijk over hebt: duiding van begrippen.
Diversiteit: het alwetend medium Wikipedia begint in de definitie met een keuze: sociaal, politiek, biologisch etc. Er zijn dus heel wat diverse definities van diversiteit 😉 De meeste beginnen met ‘een verscheidenheid aan…’ En ‘verscheidenheid’ – als je dat opzoekt – linkt weer direct terug naar diversiteit. Okay, dat schiet niet op, meneer van Dale! De van Dale voegt er ‘variatie’ aan toe. Heel fijn.
Voor dit stuk houden we ‘variatie’ als interpretatie van diversiteit aan; hierin ligt voor mijn taalgevoel wat meer de nadruk op de (nuance)verschillen die er bestaan in een groep of cluster van iets.
Waarom vind ik belangrijk, dat er verschillen zijn? Dat niet alles hetzelfde is? Evolutie net als ook andere ontwikkelvormen zijn afhankelijk van (het kunnen maken van) keuzes. Is iets goed? Is iets beter? Is iets onbruikbaar? Het kunnen maken van keuzes hangt er in eerste instantie van af, dat er een keuze, een alternatief, een variatie is.
Dat brengt ons voor maatschappelijke en economische ontwikkelingen direct bij de standaardisatiedrift, de efficiëntiedrang, die we tegenwoordig alsmaar om ons heen zien.
Standaardisatie was goed voor de massaproductie in de era van industrialisatie. Dat moet worden onderkent. Punt. Zou ik eraan toe willen voegen. Daar kon je door standaardisatie fouten beperken en dus efficiënter werken. We weten intussen dat er ook heel wat sectoren zijn, die zich al in beginsel niet voor efficiëntie lenen: zorg, onderwijs, het sociaal domein. En toch gaat men iedere keer weer dat pad op? Hoe hardleers kun je zijn?
En, we zijn nu reeds enkele decennia in een kenniseconomie bezig. Die bloeit bij het hebben van alternatieven, van diversiteit, van inspiratie door verschillen. Ons mantra zou moeten zijn, dat we diversiteit omarmen, complexiteit aimabel vinden, systemisch leren werken. Spijtig genoeg is niets minder waar. We zijn goed geworden in compliceren van vraagstukken; we zijn slecht in omgaan met complexiteit. We vertrouwen op het lineaire denken, dat we op school geleerd hebben gekregen. Negeren (te vaak) intuïtie, die onbewust vaak met veel meer complexiteit dealt, dan ons lineair denken ooit zou kunnen.
We zijn (met een zekere arrogantie?) gaan denken, dat natuur maakbaar is, terwijl we in de verste verre de complexiteit van de natuur niet begrijpen. Als écht slimme creaturen zouden we veel meer met verwondering naar de natuur moeten kijken, juist om te leren, om te begrijpen. Om voor onze maatschappelijke (inclusief economische) ontwikkeling betere paden te vinden.
Soms spreekt een simpele confrontatie heel erg tot de verbeelding, zoals de supermarkt in deze video een aantal jaren geleden.
Maatschappelijke inclusief economische ontwikkeling? Politiek en beleid (en doorgedruppeld naar de samenleving) maken een kunstmatige scheiding tussen economie en maatschappij. Alsof economie op zichzelf een bestaansrecht zou hebben (anders dan dienend aan de maatschappelijke ontwikkeling te zijn). En toch vereist deze kunstmatige scheiding, dat we aan het eind even gekunsteld naar formuleringen moeten grijpen als ‘maatschappelijke inclusief economische ontwikkeling’.
En eigenlijk zien we dat veel meer om ons heen. Iedere keer waanneer we over ‘inclusiviteit’ spreken, proberen we kunstmatig te repareren, waar vooraf oneigenlijk een scheiding heeft plaats gevonden vanwege een of ander verschil. Hier zit best wel een soort mind-fuck in. Inclusiviteit lijkt een nobel streven te zijn. Inclusiviteit als fenomeen maakt vooral zichtbaar: er is een grens getrokken, waar geen grens had moeten zijn. Waarom trekken we dergelijke kunstmatige grenzen? Waarbij helpen die?
Het leidt me bij een subtiel maar immens belangrijk verschil:
Diversiteit bouwt op verscheidenheid op basis van acceptatie van de variatie, dat die er is.
Inclusiviteit bouwt op verscheidenheid op basis van onvoldoende tolerantie voor de variatie, die er is.
Hebben we het over de diversiteit van de maatschappij dan is het wat het is, met variaties erin.
Hebben we het over inclusiviteit binnen de maatschappij dan sluiten we door het begrip vormen van variatie in eerste instantie buiten de maatschappij om deze dan weer binnen te halen. Vreemd, toch?
Ons taal bepaalt ons denken, ons handelen, laat zien met welke waarden we in het leven staan. Daar staan we veel te weinig bij stil. Bewust omgaan met taal geeft ons keuzes, andere keuzes, divers of inclusief, verscheiden en gevarieerd.
Komen we terug bij de standaardisatiedrift, de efficiëntiedrang. Uitsluiten van variatie. Dus uitsluiten van keuze, van keuzemogelijkheden, het voorkomen van alternatieven. Gaat dat ons maatschappelijk verder helpen?